Veranderingen betreffende de draagwijdte van de vrijstelling voor onderwijs inzake BTW

Vanaf 1 januari 2014 treedt er een aanpassing van artikel 44, § 2, 4° van het Wetboek BTW met betrekking tot de btw vrijstelling voor onderwijs in voege. Biedt u als onderneming bepaalde onderwijsverrichtingen aan, dan bestaat de mogelijkheid dat deze vanaf 1 januari 2014 buiten de BTW vrijstelling inzake onderwijs vallen.

De beoogde vrijgestelde instellingen betreffen louter nog de publiekrechtelijke lichamen en andere organisaties die daartoe als lichamen met soortgelijke doeleinden worden aangemerkt, voor zover deze geen winstoogmerk beogen en eventuele winsten niet worden uitgekeerd. Voor de kwalificatie zonder winstoogmerk moeten alle activiteiten van de instelling in acht worden genomen.

Nauw met het onderwijs samenhangende diensten en leveringen van goederen worden eveneens vrijgesteld. Dit betreft bijvoorbeeld de verkoop van didactisch materiaal (boeken, handleidingen...), de verkoop van werken van leerlingen, de mini-ondernemingen, de organisatie van een schoolbal, wafel- of taartverkoop...

Instellingen uitgesloten van de vrijstelling

Instellingen uitgesloten van de vrijstelling zijn handelsondernemingen, ondernemingen met commerciële doeleinden en vzw's waarvan uit de boekhouding op systematische wijze een winstoogmerk blijkt en de winst onder de leden wordt verdeeld.Instellingen voor sportonderricht kunnen slechts van de vrijstelling genieten indien ze worden aangemerkt als instellingen voor beroepsopleiding. De instellingen voor taalonderricht kunnen slechts vrijstelling genieten indien ze voldoen aan de hoger gestelde algemene voorwaarden inzake de aard van het onderwijs en de afwezigheid van winstoogmerk of winstuitkering.De belangrijkste wijziging ligt aldus in het feit dat 'commerciële' ondernemingen niet langer meer kunnen genieten van bedoelde vrijstelling.

Gevolgen voor de belastingplichtige

Vanaf 1 januari 2014 moeten ondernemingen die onderwijsdiensten verrichten met commerciële doeleinden dus btw aanrekenen op hun prestaties waarbij het gewone tarief van 21 % van toepassing is. Dat deze ondernemingen vanaf 1 januari 2014 btw-plichtig worden, betekent ook dat ze de btw die zij betalen op de producten en diensten die ze gebruiken voor hun activiteit vanaf nu kunnen recupereren. Bovendien kan zelfs vroeger betaalde btw (de 'historische' btw) nog worden gerecupereerd en dit door het indienen van een inventaris voor 31/01/2014 (maandaangevers), voor 31/03/2014 (kwartaalaangevers) of voor 30/06/2014 (indien voorheen geen aftrek werd uitgeoefend). Dit betekent dat de btw kan worden herzien op de goederen en diensten die een bedrijfsmiddel zijn en andere goederen die nog niet werden gebruikt of verbruikt op 1 januari 2014.Voor de fysieke personen, die niet als loon- of weddetrekkende les geven in een instelling, waaruit een houding van ondergeschiktheid blijkt tegenover de inhoud van de leerstof, de uurregeling, de bezoldiging en/of het intern reglement, aanvaardt de btw-administratie dat die personen niet als zelfstandige handelen, zodat in hun hoofde geen met btw belastbare activiteit plaatsvindt. De fysieke persoon kan evenwel aan de toegeving verzaken.

Gevolgen voor de cliënten

Voor de cliënten van voormelde ondernemingen heeft dit tot gevolg dat hun factuur hoger zal zijn aangezien er nu btw wordt aangerekend. Ondernemers die de diensten gebruiken in het kader van hun economische activiteit, zullen deze btw uiteraard wel kunnen aftrekken. Het zijn dus voornamelijk particulieren en belastingplichtigen met een beperkt recht op aftrek die hier nadeel bij ondervinden.