Tankkaarten en andere brandstofkosten: fiscus publiceert FAQ
Vennootschappen die enkel de professionele brandstofkosten ten laste nemen, mogen 17 % opnemen in de verworpen uitgaven. De vennootschappen die ook de privébrandstofkosten (waaronder ook die voor woon-werkverkeer vallen!) ten laste nemen, moeten 40 % opnemen in de verworpen uitgaven. Zelfs als ze de privébrandstofkosten slechts gedeeltelijk vergoeden. Dit kan door het uitreiken van tankkaarten aan het personeel, maar ook door de kosten via onkostennota's terug te betalen.
Hoe bepalen of vennootschap tussenkomt in privékosten: vermelden in contract
Eén manier om vast te stellen of de vennootschap tussenkomt in de privébrandstofkosten is kijken naar het arbeidscontract van de werknemer/bedrijfsleider of naar de car policy van het bedrijf. Ook het bestaan van een subrekening van de kostenrekening 61 'Diensten en diverse goederen', waarop de brandstofkosten afzonderlijk worden geboekt, kan volgens de fiscus gebruikt worden.
Anderzijds zijn deze documenten slechts een aanwijzing. Ook al wordt in de overeenkomst gezegd dat de privébrandstofkosten niet worden terugbetaald, toch zal er 40 % in de verworpen uitgaven moeten worden opgenomen als blijkt dat de vennootschap in de praktijk wel onkostennota's heeft vergoed.
Niets in overeenkomst = kilometers tellen
Staat er niets vermeld in de arbeidsovereenkomst of de car policy? Dan moet u de kilometers tellen.
De fiscus suggereert daarbij in de eerste plaats om een
Dit vereist heel wat administratie, daarom stelt de fiscus een
Bewijzen dat privékilometers niet vergoed worden
Vervolgens moet de vennootschap.bewijzen dat enkel de beroepskilometers, zoals vastgesteld volgens één van de twee hierboven genoemde methodes (rittenadministratie of formule), werden vergoed.
Dat kan op twee manieren:
Aantonen dat het totaal bedrag van de kostennota's, die worden ingediend tijdens het belastbare tijdperk per gebruiker van het voertuig, het resultaat niet overschrijdt van: (aantal beroepskilometer per jaar/totaal aantal kilometers per jaar). x totale brandstofkosten per jaar.
In dat geval zal het tarief van 17 % kunnen worden toegepast indien de stukken die door de bedrijfsleider worden verstrekt, bewijzen dat de terugbetaling betrekking heeft op maximum 1.700 liter brandstof = (17.000/24.000) × 2.400 liter brandstof.
Aantonen dat de vennootschap een som heeft doorgerekend en de terugbetaling ervan heeft verkregen van de gebruiker, die ten minste gelijk is aan: (aantal persoonlijke kilometer per jaar/totaal aantal kilometer) × totale brandstofkosten per jaar.
Elektrische en hybride voertuigen
Voor de
In dat verband kunnen 'gemengde' situaties bestaan. De gebruiker kan immers zowel bij de werkgever als thuis beschikken over een oplaadpaal. Hij kan eveneens gebruik maken van een oplaadpaal bij de werkgever en bovendien een laadpas of een abonnement hebben waardoor hij toegang heeft tot publieke oplaadstations. In die gevallen moet het bewijs, dat de werknemer de kosten van de privékilometers ten laste neemt, worden geleverd overeenkomstig de hiervoor voormelde bepalingen.
Als de gebruiker zijn elektrische voertuig voor zijn persoonlijk gebruik, herlaadt met 'huishoudelijke' elektriciteit, mag ook het tarief van 17 % worden toegepast.. Tenminste op voorwaarde dat hij die elektriciteitskosten niet via een onkostennota terugvraagt. Deze hypothese kan natuurlijk enkel als de bedrijfsleider thuis beschikt over een apparaat waardoor het technisch mogelijk is om de batterij op te laden.
Ook voor
op hybride voertuigen die met een plug-in systeem zijn uitgerust, zowel voor de brandstofkosten als voor de elektriciteitskosten;
voor de (andere) hybride voertuigen, houdt de administratie alleen rekening met de 'klassieke' brandstofkosten (diesel, benzine, ...), volgens de hierboven genoemde regels.
Vanaf wanneer?
De nieuwe regels met betrekking tot de VU inzake autokosten zijn van toepassing op de kosten die door de vennootschap zijn gedaan of gedragen vanaf 1 januari 2017, ongeacht de datum van inschrijving van het voertuig.