Reserve langstlevende echtgenoot aangepast (art. 49 Wet nieuw erfrecht)
Het voorbehouden recht van de langstlevende echtgenoot op het vruchtgebruik van de gezinswoning wordt uitgebreid tot het recht op voortzetting van de huur van de gezinswoning. Het recht op huur is een onderdeel van de 'concrete' reserve van de langstlevende, als de gezinswoning bij het overlijden van de eerststervende door het gezin gehuurd was.
Inkorting
De langstlevende echtgenoot kan geen inkorting vragen van de schenkingen die de overledene heeft gedaan op het moment waarop de echtgenoot nog geen echtgenoot was. Wat betekent dat de langstlevende zijn 'abstracte' reserve (vruchtgebruik op helft van de nalatenschap) alleen kan opeisen indien en voor zover voldoende goederen - die niet voor zijn huwelijk zijn geschonken - hiermee kunnen worden bezwaard.
Onterving
De langstlevende echtgenoot kan zijn wettelijke reserve verliezen als de erflater dat wil. Tot nu moest de erflater in een testament die wil uitdrukkelijk verwoorden. Maar voortaan is ook de aanduiding van een algemeen legataris een weerlegbaar vermoeden van de wil om de echtgenoot de wettelijke reserve te ontnemen.
Het ontnemen van de wettelijke reserve kan als de echtgenoten op de dag van overlijden meer dan zes maanden gescheiden leven en bij gerechtelijke akte een afzonderlijk verblijf is gevorderd of - en dat is nieuw - een vordering tot echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting is ingeleid. In beide gevallen is het van geen belang wie van de echtgenoten hiervoor het initiatief heeft genomen.
De onterving van de langstlevende echtgenoot kan ook verlopen via een tussen de echtgenoten gesloten overeenkomst met het oog op echtscheiding door onderlinge toestemming, met daarin een erfrechtelijk beding. De wetgever verduidelijkt nu dat die overeenkomst uitwerking heeft vanaf de neerlegging van het verzoekschrift tot echtscheiding. Partijen kunnen in de overeenkomst wel overeenkomen dat ze uitwerking heeft vanaf de ondertekening.
Inwerkingtreding
De nieuwe wet van 31 juli 2017 treedt in werking op 1 september 2018.
Bron: Wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, BS 1 september 2017 (art. 49 Wet nieuw erfrecht)
Zie ook:Burgerlijk Wetboek (art. 915bis)