Overdracht van niet volgestorte aandelen: op wie rust de volstortingsplicht?
Onder de oude vennootschapswetgeving (
Voor de BVBA was er geen wettelijke regeling maar de rechtspraak legde de verantwoordelijkheid voor de volstorting veelal bij de overnemer van zodra de overdracht tegenwerpelijk was.
Onder het
Hoofdelijkheid
De hoofdelijkheid speelt voor alle overdragers en overnemers van de aandelen. Om het even wie de niet-volgestorte aandelen in handen heeft gehad, kan aangesproken worden om ze verder te volstorten.
Maar in de praktijk zal bij de overdracht van niet-volgestorte aandelen de prijs die de overnemer betaalt lager zijn omdat men er van uitgaat dat de volstortingslast finaal door de overnemer zal worden gedragen.
Daarom voorziet de wet dat de overdrager die wordt aangesproken voor de volstorting van de aandelen, een regresvordering heeft op de overnemer. Ook hier geldt weer een hoofdelijkheid: als er meerdere (opeenvolgende) overnemers zijn, zijn ze allemaal hoofdelijk aansprakelijk tegenover de overdrager.
Dwingend recht
Opgelet: de hoofdelijke aansprakelijkheid van overdrager en overnemer(s) tegenover de vennootschap en derden is van dwingend recht. Dat heeft twee gevolgen:
u kan er niet van afwijken, noch in statuten noch in de overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer;
alle bepalingen van dwingend recht uit het WVV zijn op 1 januari 2020 van toepassing geworden op vennootschappen die al vóór 1 mei 2019 bestonden. Ook als uw statuten dus anders bepalen, is deze regeling van toepassing.
De hoofdelijkheid voor de toepassing van de regresvordering voor de overdrager is echter van suppletief recht. Als u er als overdrager van afwijkt in een overeenkomst met de overnemer, dan is die bepaling onder u beiden geldig. Maar enkel tussen u beiden.
Verjaring
De overdrager van niet-volgestorte aandelen kan tot vijf jaar na de overdracht van de aandelen worden aangesproken voor de volstorting ervan. Daarna treedt de verjaringstermijn in.