Komt u in aanmerking voor het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting?
Als een vennootschap een belastbaar inkomen heeft van maximum 322.500 euro, heeft ze recht op het verlaagd opklimmend tarief. In tegenstelling tot het vaste basistarief van 33,99 %, is dit tarief progressief zoals in de personenbelasting. Met andere woorden het werkt met 'schijven',. waarbij het inkomen steeds hoger belast wordt naarmate het stijgt:
op de schijf van 0 tot 25.000 euro: 24,25 %;
op de schijf van 25.000 tot 90.000 euro: 31 %;
op de schijf van 90.000 tot 322.500 euro: 34,5 %.
Deze schijven worden NIET jaarlijks geïndexeerd.
De uitsluitingen
Sommige vennootschappen worden expliciet van de toepassing van het verlaagd opklimmend tarief uitgesloten. We lichten ze kort toe.
Vennootschappen die aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde hoger is dan 50 % van de gerevaloriseerde waarde van het gestort kapitaal. of dan de som van het gestort kapitaal, de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. Bedoeling hiervan is holdings van het verlaagd tarief uit te sluiten.
Bij de berekening van deze 50 %-grens, wordt geen rekening gehouden met:
de aandelen die de vennootschap enkel in vruchtgebruik heeft;
de aandelen die minstens 75 % vertegenwoordigen van het gestort kapitaal van de vennootschap die ze heeft uitgegeven. Vennootschappen die zo'n grote deelneming hebben in een andere vennootschap doen dat immers niet als belegging, maar om via die andere vennootschap een activiteit uit te oefenen.
Ook vennootschappen waarvan de aandelen voor meer dan de helft in het bezit zijn van (een) andere vennootschap(pen), worden uitgesloten. Dit is in feite een antimisbruikregel. De wetgever wil hiermee vermijden dat een vennootschap die eigenlijk aan het gewoon tarief zou moeten worden onderworpen, zich kunstmatig opsplitst in kleinere vennootschappen die van het verlaagd tarief zouden kunnen genieten.
Vennootschappen die dividenden uitkeren voor meer dan 13 % van het gestort kapitaal, komen evenmin in aanmerking voor het verlaagd tarief.
Vennootschappen die niet aan ten minste één zaakvoerder een minimumbezoldiging betalen, hebben geen recht op de toepassing van het verlaagd tarief. De bezoldiging die ze ten minste moeten betalen (om wel van het tarief te genieten) bedraagt:
36.000 euro als de vennootschap zelf minstens een belastbaar inkomen heeft van 36.000 euro;
het bedrag van het belastbaar inkomen als de vennootschap zelf minder dan 36.000 euro belastbaar inkomen verwerft.
Het gaat hier over brutobezoldigingen. Het bedrag moet aan één zaakvoerder betaald worden. Een vergoeding betalen van 18.000 euro elk aan twee zaakvoerders voldoet niet aan deze voorwaarde.
Onder het belastbaar inkomen van de vennootschap wordt begrepen: het inkomen na aftrek van de uitbetaalde bezoldiging. Dus als een vennootschap 25.000 euro winst heeft en 10.000 euro loon betaalt aan de zaakvoerder heeft ze nog een belastbaar inkomen van 15.000 euro.
Ten slotte zijn ook erkende beleggingsvennootschappen en pensioeninstellingen uitgesloten.