Btw-aftrek buiten termijn
De btw die een btw-plichtige betaalt in het kader van zijn economische activiteit, kan hij recupereren.. De btw mag immers geen kost zijn voor de ondernemingen. Het is enkel de eindgebruiker (de consument) die de belasting draagt.
De btw-plichtige kan de door hem betaalde btw terugkrijgen:
Door
Door
Materiële en formele voorwaarden
De btw-aftrek en teruggaaf zijn onderworpen aan materiële en formele voorwaarden.
De materiële voorwaarde: de goederen/diensten worden gebruikt voor het verrichten van belaste handelingen. Bijvoorbeeld een elektricien schaft gereedschap aan.. De btw die hij betaalt op het gereedschap kan hij aftrekken, want hij gebruikt ze voor zijn economische, belaste activiteit.
De
Tijdig uitoefenen van het recht op aftrek
De wet schrijft specifieke vervaltermijnen voor.
Voor de vraag tot teruggaaf heeft de belastingplichtige tot 30 september van het jaar volgend. op het kalenderjaar tijdens hetwelk de terug gevraagde btw opeisbaar is geworden. Het recht op aftrek kan een btw-plichtige uitoefenen tot het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op het jaar waarin de af te trekken btw opeisbaar is geworden.
Probleem door samenloop van materiële en formele voorwaarden
Doordat een belastingplichtige zowel de materiële als de formele voorwaarden moet naleven, komt het vaak voor dat het recht op aftrek materieel al is ontstaan (op het ogenblik dat de btw verschuldigd wordt), maar dat hij zijn recht nog niet kan uitoefenen omdat hij nog geen factuur heeft gekregen. De vervaltermijn begint dan al te lopen, maar de btw-plichtige kan zijn recht nog niet effectief uitoefenen.
Het Hof nuanceert
In twee recente arresten nuanceert het Hof deze strikte regel. In beide zaken waren belastingplichtigen te laat met het uitoefenen van hun recht op aftrek/teruggaaf. Het was echter niet hun eigen fout. Hun leveranciers hadden onvoldoende of geen btw aangerekend. Pas enkele jaren (na de levering) zetten ze dit recht door (extra) btw te vragen en een gecorrigeerde factuur na te sturen. De belastingplichtigen konden dus in feite hun recht op aftrek niet eerder uitoefenen.
Het. Hof zegt in de eerste plaats dat het geen probleem heeft met vervaltermijnen op zich. Maar ook het rechtszekerheids- en het doeltreffendheidsbeginsel zijn belangrijk. Dat betekent dat de voorgeschreven termijnen het de btw-plichtige niet onmogelijk of uiterst moeilijk mogen maken om zijn recht op aftrek/teruggaaf uit te oefenen.
In de zaken die aan het Hof werden voorgelegd hadden de belastingplichtigen geen kans om hun recht uit te oefenen. De vervaltermijn was immers al voorbij op het moment dat ze een volledig correcte factuur kregen. De btw-plichtigen moeten daarom de mogelijkheid krijgen om de btw alsnog te recupereren. Er mag wel geen sprake zijn van misbruik door de belastingplichtige. En, nog een belangrijke toevoeging, de belastingplichtige moest in de objectieve onmogelijkheid zijn om zijn recht op aftrek eerder uit te oefenen.
Wat betekent dit in de praktijk?
Belastingplichtigen die (te) laat een gecorrigeerde factuur krijgen, kunnen toch nog hun btw aftrekken. En voor leveranciers zal het makkelijker zijn om de btw die ze vergeten zijn aan te rekenen en die wordt nagevorderd door de fiscus, alsnog door te rekenen aan hun klant (die deze btw toch nog mag aftrekken).
En de wetgever?
Het zou een goed idee zijn mocht de wetgever nadenken over een wetswijziging om de regels beter af te stemmen op het standpunt van het Hof.