Aanhorigheid bij woning of apart onroerend goed?
De term aanhorigheid klinkt verouderd. We komen het begrip dan ook tegen in de
oudste belastingwetten van ons land
de wetten op de registratie- en
successierechten. In het regime van de
Voor de Vlaamse fiscus (Vlabel) is er op het vlak van de registratierechten maar
sprake van een aanhorigheid, als:
de aanhorigheid een bijzaak is van de woning, en niet omgekeerd;
de aanhorigheid kadert in de woonfunctie (bv. garage, tuin, ...) en ze niet in
een economische activiteit is opgenomen; en
de aanhorigheid voldoet aan bepaalde vereisten qua ligging:
indien het om gronden gaat, moeten de gronden grenzen aan het perceel waarop de
woning gelegen is; en
indien het om een garage gaat, moet de garage in de onmiddellijke nabijheid van
de woning gelegen zijn.
In de Vlaamse successierechten (erfbelasting) komt het begrip terug de vrijstelling voor de langstlevende partner. De langstlevende partner moet immers geen erfbelasting betalen op het deel van de gezinswoning dat hij verkrijgt van de eerst overleden partner en die vrijstelling heeft betrekking op de gezinswoning met aanhorigheden. En het is precies over zon situatie dat het Hof van beroep van Gent zich begin 2021 moest uitspreken.
Bosgebied
De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd. Ze hebben een huwelijkscontract dat voorziet
in een scheiding van goederen, maar tijdens hun huwelijk brengt Y een stuk
grond, dat ze van haar moeder had gekregen, in de gemeenschap in. Het gaat om
zowat 80 are. Y maakt na die schenking een testament op waarin ze bepaalt hoe
die grond onder haar 3 kinderen moet worden verdeeld. Maar bij de inbreng van de
grond in de gemeenschap wordt ook een keuzebeding ingevoerd waardoor de
langstlevende partner kan kiezen om onroerende goederen naar zich toe te trekken
bij het overlijden van de andere partner. Mevrouw overlijdt en mijnheer X
beslist om zijn keuzebeding uit te oefenen wat de volle eigendom van de
gezinswoning betreft en het vruchtgebruik van de gronden.
Bij de vestiging van de aanslag ontstaat er echter discussie over die gronden.
Volgens X vormen de twee oorspronkelijke percelen het lot waarop de
gezinswoning staat en het lot dat verdeeld werd onder de kinderen één geheel,
dat als de woning met aanhorigheden moet worden beschouwd. De vrijstelling van
successierechten geldt dus voor het geheel.
Bemiddeling
Er wordt eerst een bemiddelaar aangesteld. Die stelt vast dat naast het lot van
de gezinswoning er een bos ligt en tuinen. Van de 80 are wil de bemiddelaar nog
17 are als aanhorigheid kwalificeren, maar de gewestelijke directeur verwerpt
dat voorstel.
De gewestelijke directeur kijkt naar de juridische verdeling bij testament,
waarbij de 3 gronden in de aangifte van nalatenschap elk apart werden geschat op
245.000 euro. De loten grenzen aan een andere straat en ze hebben een
aanzienlijke oppervlakte, met een ruime straatbreedte.
Voor de gewestelijke
directeur is dat geen normale aanhorigheid.
Wat zegt de wet?
De betwisting wordt voorgelegd aan het Hof van beroep in Gent, dat begint met de
wettelijke bepalingen door te nemen. De begrippen woning en aanhorigheid
komen eigenlijk voort uit de registratierechten, waar we lezen:
Een feitenkwestie
Het hof haalt er Google Earth en Google Street View bij om de concrete toestand
te beoordelen. Het hof ziet via Google Earth dat op alle loten in kwestie bomen
staan, die samen als bos beschouwd kunnen worden. Via Google Street View kan het
Hof ook zien wat de bemiddelingsambtenaar schreef, namelijk dat een deel van het
bos afgesloten is met een draadafsluiting. Voorbij die afsluiting is het bos
toegankelijk vanaf de openbare weg. Het komt er dus op neer dat het geheel van
de woning-met-tuin zich bevindt binnen een ruimte die vooraan aan de straat
begint en achteraan (tussen bomen) met een afsluiting is afgebakend. Dat
gedeelte sluit onmiddellijk aan bij de woning en die grond wordt door de
bewoners als tuin gebruikt..
Het Hof meent echter dat het bos voorbij die afsluiting niet als een normale
bijhorigheid bij de woning te beschouwen is. Het Hof volgt dus de oplossing van
de bemiddelingsambtenaar en beschouwt enkel de zowat 17 are als een normale
bijhorigheid of aanhorigheid.
De voornaamste reden dat het Hof die grond als een aanhorigheid beschouwt, is
dat dit deel van de grond sinds jaar en dag samen een
Het Hof meent verder dat de
Conclusie?
Zoals gezegd gaat het telkens om een feitenkwestie. Uit dit interessante arrest
van het Hof van beroep van Gent leiden we af dat de waarde van de aanhorigheid,
het feit dat het om afgescheiden kadastrale percelen gaat of wat er op de loten
staat, relevant doch niet bepalend zijn. We leiden er ook uit af dat het veel
belangrijker is dat de aanhorigheid een